Verslag Spitsbergen juni 2023

80° Noord

De beste manier om Spitsbergen te verkennen is per boot. Wij verbleven een week aan boord van de Plancius, een voormalig oceanografisch onderzoeksschip van de marine dat is omgebouwd tot expeditie-passagiersschip.

Dankzij de Golfstroom wordt het niet extreem koud op Spitsbergen en doordat diezelfde Golfstroom zich splitst, is het aan de westkant minder koud dan aan de oostkant. Vanaf de hoofdstad Longyearbyen zijn we langs de westkant van Spitsbergen naar het noorden gevaren, zo ver als het pakijs toeliet (in dit geval tot nét voorbij 80° NB). Bijna elke dag gingen we één of twee keer met een Zodiac aan land. En overal was het onvoorstelbaar mooi.

Aan boord

We hadden bijna de hele week zonnig en windstil weer, zodat we steeds weer op een spiegelgladde zee en adembenemende vergezichten werden getrakteerd. Tijdens de trip werden we constant vergezeld door Noordse Stormvogels en Drieteenmeeuwen, die blijkbaar graag schepen volgen. De laatsten hebben in het Engels (de voertaal aan boord) een veel leukere naam: Kittiwake, een erg accuraat onomatopee. Het zijn nogal vocale meeuwtjes, dus we spreken inmiddels vloeiend Kittiwake. Wat betreft de meer zwijgzame Noordse Stormvogels moesten we het vooral hebben van hun fantastische glijvluchten en diversiteit aan kleden: hoe noordelijker, hoe donkerder. Al hebben we ze ook in groepjes verhitte discussies zien voeren op een ijsschots (of waren het gezellige theekransjes?).

In de zee rond het schip hoefde je nooit lang te zoeken naar Alk-achtigen: Kortbekzeekoet was het meest algemeen, maar we zagen ook elke dag Zwarte Zeekoet, Kleine Alk en Papegaaiduiker. Grote Burgemeester en Kleine Jager waren nooit ver weg. In tegenstelling tot de Kleine Jagers die je in de winter langs de Nederlandse kust kunt waarnemen, waarbij de verdeling donker/licht ongeveer 50/50 is, is de donkere vorm rond Spitsbergen zeldzamer.

Behalve vogels zagen we verschillende soorten zeehonden, foeragerende Beloega’s langs de pakijsrand, groepjes Dwergvinvissen (Minke Whales, of liefkozend Minkies) en het grootste dier op aarde: de Blauwe Vinvis.

Aan land

Spitsbergen kent geen oorspronkelijke menselijke bevolking. Ondanks het feit dat onze diersoort er nog niet zo lang geleden flink heeft huisgehouden (mijnbouw en walvisvaart), heb je overal waar je aan land gaat het gevoel dat je er als mens te gast bent.

Dat geldt zelfs voor de hoofdstad Longyearbyen, met 2000 inwoners eigenlijk een dorpje. Sneeuwgorzen zitten te zingen op de daken, Kleine Jagers en Brandganzen broeden op de grond tussen de houten huizen en groepen Eiders maken hun nesten naast de hondenkennel, waar ze veilig zijn voor Poolvossen. Eierrovende Grote Burgemeesters weten hier echter wél hun slag te slaan.

De Sneeuwgors is de enige zangvogel die zo noordelijk broedt en dat doet ie met verve. Overal waar we aan land kwamen werden we verwelkomd door zijn vrolijke zang en waren we getuige van felle territoriumgevechten tussen mannetjes.

Op de archipel leeft een endemische ondersoort van het Alpensneeuwhoen, het Spitsbergensneeuwhoen. Deze is iets groter uitgevallen dan het origineel en heeft een andere ruistrategie. Het vrouwtje verruilt al vroeg in het voorjaar haar sneeuwwitte winterkleed voor een minder opvallend bruin broedkleed, terwijl het mannetje pas in juli begint met de rui. Handig voor ons, zo konden we ze tenminste uit elkaar houden.

In Ny-Ålesund, een voormalig mijnbouwdorp maar nu een internationaal onderzoekscentrum (en naar eigen zeggen de meest noordelijke nederzetting ter wereld), is de mens-dier verhouding nog meer dan in Longyearbyen zoals wij vogelaars ‘m graag zien. Er woont een handjevol mensen, voornamelijk wetenschappers die er tijdelijk verblijven. Verder is het hele gebied, op de spaarzame wegen na, vogelreservaat. Noordse Sterns broeden zo ongeveer overal en zitten te rusten op daken of midden op de weg. En wee je gebeente als je onbedoeld te dicht bij een nest komt, want dat wordt fel verdedigd!

Als je vissende Noordse Sterns in de haven tegenkomt, gedragen ze zich juist alsof je niet bestaat, wat de fotografen onder ons prachtige plaatjes opleverde. Op een rots in zee zat een Grote Burgemeester te broeden, de partner sloeg ons nieuwsgierig gade.

Bij de sledehondenkennel troffen we een Ivoormeeuw die voor onze neus ging zitten badderen in een plasje smeltwater en daar uitgebreid de tijd voor nam. Zelfs door aanvallen van territoriale Noordse Sterns liet hij zich nauwelijks van de wijs brengen. Ivoormeeuwen zijn aaseters die normaal gesproken IJsberen volgen op het pakijs. Ze profiteren van de prooiresten die deze achterlaten en meestal zijn dat zeehonden. Een deel van het dieet van de sledehonden bestaat uit zeehondenvlees, dus dat maakt zo’n kennel een aantrekkelijke plek om rond te hangen.

In het verlaten Ny-London getuigen twee oude hutten en nog wat andere antieke spullen van de weinig succesvolle marmerwinning die men begin 1900 probeerde op te starten. Omdat we dankzij de Vogelspotcast met zo’n grote groep vogelaars waren, maakten we hier een extra Zodiac-landing. Al snel werd duidelijk waarom. Op de toendra zagen we baltsende Paarse Strandloper, Bontbekplevier en Steenloper in oogverblindend broedkleed. Dat is toch een ander beeld dan op de Zuidpier. In een meertje troffen we een paartje Rosse Franjepoten, enkele IJseenden en een broedend paartje Roodkeelduikers. Het bijzondere baltsgedrag van de laatste, dat bestaat uit bodysurfing begeleid door buitenaards klinkend gehuil, hadden we eerder die week al kunnen bewonderen (bij Poolepynten, met een groep Walrussen chillend naast ons op het strand).

Maar het meest bijzonder was een paartje Kleinste Jager. Deze zijn schaars op Spitsbergen, omdat hun favoriete prooi, de lemming, hier niet voorkomt. Daarom zien ze zich genoodzaakt hun voedsel uitsluitend te verkrijgen door middel van kleptoparasitisme. Hier wilde het koppel wel even een demonstratie van weggeven door een Noordse Stern van zijn vis te beroven.

Weinig soorten, grote aantallen

Rond de onherbergzame Noordpool is de verscheidenheid aan vogelsoorten niet groot, maar de aantallen zijn dat soms wel. Wat dat betreft was de meest indrukwekkende plek die we hebben bezocht de Alkhornet, een vrij hoge, min of meer kegelvormige berg met afgeplatte wanden. En op werkelijk elk richeltje, hoe smal ook, nestelt een vogel. Tienduizenden broedende Drieteenmeeuwen en Kortbekzeekoeten vliegen af en aan en met voedsel (en in het geval de Drieteenmeeuwen ook nestmateriaal) en produceren een kakafonie van geluid. De minder steile hellingen onder aan de voet van de berg zijn de groenste van heel Spitsbergen, door de constante bemesting door al die poepende vogels. Brandganzen, Kleine Rietganzen en groepjes Rendieren maken dankbaar gebruik van deze grazige weiden.

Zo’n massa broedende vogels trekt natuurlijk ook predatoren aan. Er leven geen roofvogels op Spitsbergen, maar Grote Burgemeesters cirkelen als arenden rond de bergtop en een Grote of Kleine Jager zorgt regelmatig voor paniek onder de vogelouders. Vader Poolvos patrouilleert langs de onderkant van de klif en weet een onoplettende Drieteenmeeuw te grazen te nemen. Een drama voor de familie Kittiwake, maar noodzakelijk voor de familie Poolvos. Vader brengt de prooi rechtstreeks naar zijn gezin, dat bestaat uit maar liefst 11 welpjes en een geduldige moeder Poolvos die het ravottende kroost scherp in de gaten houdt.

De talrijkste zeevogel van het Hoge Noorden is de Kleine Alk. Dit piepkleine Alkje (formaat Spreeuw) nestelt in enorme aantallen op (voor mensen) vaak onbereikbare puinhellingen. Daardoor weet niemand hoeveel er precies zijn. De kolonie die wij mochten bezoeken, met de toepasselijke naam Fuglesongen, is relatief toegankelijk. De helling is bezaaid met grote keien waartussen holletjes zijn ontstaan, waar de Kleine Alken veilig kunnen broeden. We zagen ze in de weer met steentjes en schelpjes, die in de holte worden gelegd om hun ei te stutten.

In een reisgids had ik al gelezen dat een bezoek aan een kolonie Kleine Alken een onvergetelijke ervaring is en dat is het inderdaad. We hebben een paar uur mogen doorbrengen op deze prachtige plek, de keienhelling met Kleine Alkjes aan de ene kant en de fjord omringd door besneeuwde bergen en gletsjers aan de andere. De Alkjes zijn niet schuw en komen nieuwsgierig naast je zitten, soms moet je bukken als er eentje het luchtruim kiest. Maar het allermooiste is hun roep, ik krijg er nog kippenvel van als ik het terugluister.

IJs

Ondanks het feit dat de opwarming van de aarde nergens zo hard gaat als in het Noordpoolgebied, is Spitsbergen (nog) voor 60% bedekt met gletsjers. Om het gletsjergeweld van dichtbij te kunnen ervaren, stond er een Zodiac Cruise op het programma langs Lilliehöökbreen, een gletsjercomplex dat uitmondt in een gelijknamig fjord. Op een zee zo glad als een spiegel en onder een uitbundig schijnende zon dreven we urenlang tussen de ijsbergen, de één nog blauwer en vreemdvormiger dan de ander. Op de schotsen zaten rustende Zwarte Zeekoeten en groepjes Drieteenmeeuwen. Een paartje Koningseiders vloog over ons hoofd en Ringelrobben staken nieuwsgierig hun kopjes boven water. Tijdens ‘two minutes of Arctic silence’ hield iedereen zich muisstil en luisterden we naar het oorverdovende gedonder van de gletsjer en het geknetter van smeltende ijsschotsen.

De Plancius is geen ijsbreker, maar wel ijsversterkt. Dit betekent dat ze door pakijs kan varen en dat is een indrukwekkende ervaring: ijsschotsen op zee zo ver het oog reikt, vergezeld door het onheilspellende gerommel van brekend ijs onder het schip. Het pakijs is het biotoop bij uitstek voor IJsberen, maar helaas kwam het hier niet tot een ontmoeting. De teleurstelling was niet al te groot: de vorige dag zagen we in het deels bevroren Raudfjorden hoe een moeder IJsbeer met haar twee jongen over het ijs trok op zoek naar voedsel. BBC Earth was er niks bij.

The Arctic Bug

Ook al waren we slechts een week in de Arctis, de cultuurschok als je weer terugkeert naar de bewoonde wereld is groot. Eigenlijk wil je niet meer terug, ‘bitten by the Arctic Bug’ heet deze aandoening in de volksmond. Laten we er alles aan doen om dit fantastische gebied te beschermen, zodat we ooit nog eens kunnen terugkeren naar deze wonderlijke wereld van sneeuw en ijs.

Tekst: Elian Hijne